Verruiming btw-vrijstelling: duurdere sport
7 maart 2019
Verruiming btw-vrijstelling: duurdere sport
Per 1 januari 2019 is de vrijstelling in de btw voor ‘het gelegenheid geven tot sportbeoefening’ als gevolg van een uitspraak van de Europese rechter verruimd. Dat betekent dat (niet-commerciële) sport voortaan vrijwel altijd vrijgesteld is van btw. Je zou verwachten dat dit leidt tot lagere prijzen, maar dat is waarschijnlijk niet het geval.
In het verleden kon, mits goed gepland, de exploitatie van een sportcomplex onder de btw-heffing worden gebracht. Dat betekende dat de verhuur van het complex aan bijvoorbeeld sportverenigingen belast was met het lage btw-tarief van (toen nog) 6%. Hoewel dit op zichzelf kostenverhogend werkt, betekende het ook dat de btw op de exploitatiekosten, denk aan onderhoud en reparaties, verwarming en bijvoorbeeld inhuur van personeel, kon worden teruggevraagd. En daarin zat een voordeel. Deze kosten zijn meestal belast met 21% btw, zodat per saldo vaak meer btw teruggevraagd kon worden dan diende te worden afgedragen. Dat de huur meestal laag (gesubsidieerd) was in relatie tot de kosten van instandhouding van het complex speelde hierbij natuurlijk ook een rol.
Maar het grootste voordeel van btw-plicht was er toch wel bij nieuwbouw. Daarbij kon de btw op de stichtingskosten worden teruggevraagd. Nu dat niet meer kan, wordt de bouw van sportcomplexen aanzienlijk duurder. De bouw van bijvoorbeeld een zwembad voor 10 miljoen euro wordt 2,1 miljoen euro duurder als de btw op de bouwkosten niet kan worden teruggevraagd. Als er geen extra subsidie is, zullen deze kosten doorberekend moeten worden aan de gebruikers. Dit zal leiden tot hogere huren voor de gebruikers.
Om de pijn wat te verzachten, is er bij wijze van overgangsregeling een landelijke subsidie ingevoerd voor de nieuwbouw en verbouw van sportaccommodaties. Deze is echter tijdelijk en heeft een maximaal subsidieplafond. De aanvragen die voor 2019 zijn gedaan overtreffen nu al het plafond.