Overgangsrecht levensloopregeling vervallen

Overgangsrecht levensloopregeling vervallen

19 november 2021

Via de levensloopregeling konden werknemers een deel van hun brutosalaris sparen voor onbetaald verlof of om eerder te stoppen met werken. De levensloopregeling is op 1 januari 2012 afgeschaft. Wel gold er overgangsrecht. Voor nog niet eerder belaste of in een pensioenaanspraak omgezette levenslooptegoeden was het fictieve genietingsmoment 31 december 2021. Dit overgangsrecht is per 1 januari 2021 aangepast, waarbij het fictieve genietingsmoment is gesteld op 1 november 2021.

Als er voor 1 november jl. niets met het levenslooptegoed is gedaan, dan wordt het levenslooptegoed dit jaar in een keer belast in box 1. Dit kan een aantal gevolgen hebben.

De vrijval van het levenslooptegoed kan ervoor zorgen dat je dit jaar minder heffingskorting krijgt. Veel heffingskortingen zijn inkomensafhankelijk. Denk bijvoorbeeld aan de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de ouderenkorting. Als het inkomen hoger wordt, nemen deze heffingskortingen af.

De vrijval brengt met zich mee dat mogelijk de levensloopverlofkorting kan worden toegepast. Je mag dan € 223 voor elk jaar dat je van 2006 tot en met 2011 hebt deelgenomen aan de levensloopregeling op de verschuldigde inkomstenbelasting in mindering brengen. Heb je bij een eerdere opname de korting benut, dan mag je die nu niet meer toepassen.

De vrijval kan ook effect hebben op de huurtoeslag en/of zorgtoeslag. Het levensloopsaldo telt mee in het inkomen waarop deze toeslagen zijn gebaseerd. De toeslagen zijn inkomensafhankelijk en worden lager of vervallen helemaal naarmate het inkomen hoger wordt. Dit kan tot gevolg hebben dat de huurtoeslag en/of zorgtoeslag geheel of gedeeltelijk terugbetaald moet worden.

Mogelijk kan er een beroep worden gedaan op de middelingsregeling. Via deze regeling wordt het gemiddelde inkomen over drie aaneengesloten jaren berekend. Vervolgens wordt berekend hoeveel inkomstenbelasting er op basis van dit gemiddelde inkomen per jaar betaald zou moeten worden. Als deze berekening tot een lager verschuldigd bedrag leidt dan het bedrag van de definitieve belastingaanslagen en als het verschil groter is dan € 545, dan kun je in aanmerking komen voor een belastingteruggave.