Ondernemen wordt een stukje minder aantrekkelijk

Ondernemen wordt een stukje minder aantrekkelijk

10 september 2020

Als ik dit schrijf moet Prinsjesdag nog komen. Wat er precies in de nieuwe belastingplannen staat is dus nog niet bekend, maar als de voortekenen niet bedriegen dan maakt een verdere afbouw van de zelfstandigenaftrek deel uit van de plannen om het verschil tussen zelfstandigen en werknemers kleiner te maken.

De zelfstandigenaftrek is, samen met de MKB-winstvrijstelling, het belangrijkste fiscale voordeeltje dat de ondernemer nog heeft. De zelfstandigenaftrek bestaat al sinds 1970. De bedoeling destijds was om de belastingdruk van de zelfstandige te verminderen, waardoor er liquide middelen overblijven om te consumeren, investeren en reserveren. Dit om de continuïteit van het MKB, ook toen al de motor van de economie, te waarborgen.

Het verschil in lasten tussen ondernemers en werknemers is echter inmiddels zo groot dat er een grote groep schijnzelfstandigen is ontstaan. Deze doen zich voor als ondernemer, maar zijn echter goed beschouwd niets anders dan werknemers. Om deze schijnzelfstandigheid tegen te gaan worden de voordeeltjes voor ondernemers, zoals de zelfstandigenaftrek, beperkt.

De zelfstandigenaftrek wordt op twee manieren ingeperkt. Allereerst gaat het vaste aftrekbedrag van € 7.030 in 2020 naar € 5.000 in 2028. Dat was het kabinet al van plan. Het lijkt erop dat met Prinsjesdag wordt aangekondigd dat deze afbouw sneller en verder gaat naar uiteindelijk € 3.200. Daarnaast gaat het maximale belastingtarief waartegen de aftrek verzilverd kan worden uiteindelijk naar 37,1%. Dat is nu nog 46%. 

Het voordeel van de zelfstandigenaftrek wordt dus voor meer dan de helft ingeperkt. De bedoeling is wel dat er een compensatie komt door een hogere arbeidskorting en algemene heffingskorting, maar die kortingen gelden voor iedereen, zodat het verschil tussen ondernemers en werknemers kleiner gaat worden.

Of het effectief is om de schijnzelfstandigheid tegen te gaan valt nog te bezien. Veel belangrijker daarvoor is de verplichte heffing van premies voor WW en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor werknemers én de premies voor pensioenen die zij betalen. Schijnzelfstandigen zien vaak bewust of onbewust af van verzekeringen en het opbouwen van pensioen en kunnen daarom soms tientallen procenten goedkoper werken.