De langzame doodstrijd van de hypotheekrenteaftrek

De langzame doodstrijd van de hypotheekrenteaftrek

25 november 2021

De hypotheekrenteaftrek dateert uit 1893(!). Ze vloeit voort uit de gedachte dat het hebben van een eigen woning leidt tot een voordeel ten opzichte van huurders. Hiervoor kreeg de belastingbetaler een fictieve bijtelling van inkomen middels het huurwaardeforfait (nu ook eigenwoningforfait genoemd). Tegenover deze bijtelling stond dan wel de aftrek van alle kosten van de woning.

Van de aftrek van alle kosten is alleen de hypotheekrente overgebleven. En ook die is in de loop der tijd flink uitgekleed. Zo is bepaald dat de lening moet zijn aangegaan voor de aanschaf of verbetering van de eigen woning (daarvoor kon deze ook worden gebruikt voor bijvoorbeeld het kopen van aandelen of een auto). Met de invoering van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001 kwam onder meer de regel dat de rente maximaal 30 jaar aftrekbaar is en later kwam onder meer de verplichte aflossing op de lening en de aftopping van het aftrektarief erbij.

Door deze wijzigingen en de extreem lage rente berekent de Vereniging Eigen Huis dat de hypotheekrenteaftrek de overheidskas nu nog “maar” 6 miljard kost (tegen 10 miljard in 2020). De komende jaren wordt dat minder, vooral door de beperking van de aftrek tot 30 jaar. Uiteindelijk zouden door het eigenwoningforfait de huiseigenaren juist per saldo gaan betalen.

Zo ver zal het wel niet komen. Alles lijkt erop te wijzen dat het deze keer toch echt tot afschaffing van de door sommige zo verfoeide aftrek komt. Internationaal is er kritiek en ook in de Nederlandse politiek lijkt zich een meerderheid af te tekenen voor de regeling.

Ik ben niet tegen afschaffing, fiscaal-theoretisch had dat al bij de belastinghervorming in 2001 moeten gebeuren, maar verwacht niet dat dit de gehoopte lucht brengt op de oververhitte huizenmarkt. Het individuele voordeel van de renteaftrek is inmiddels daarvoor te klein. Nu al zie je sommige belastingplichtigen kiezen voor een aflossingsvrije hypotheek, waarvan de rente dan weliswaar niet aftrekbaar is, maar de maandlast desondanks toch lager