Advies Raad van State over maximale mestproductie

28 augustus 2024

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft het kabinet advies gegeven over de voorgestelde wijziging van de Meststoffenwet in verband met de voorwaarden over de maximale mestproductie in de derogatiebeschikking 2022-2025. In 2025 geldt in Nederland een mestplafond van 440 miljoen kg stikstof en 135 miljoen kg fosfaat, wat hoger is dan de huidige stikstof- en fosfaatexcretie.

Toereikendheid afromingsmaatregelen
In het door het vorige kabinet ingediende wetsvoorstel wordt voorgesteld om fosfaat-, varkens- en pluimveerechten met 30% af te romen bij de overgang van deze rechten en bij bedrijfsoverdrachten. Op dit moment geldt voor fosfaatrechten een afromingspercentage van 10 en wordt er niet afgeroomd bij varkens- en pluimveerechten. De Afdeling vindt het op dit moment onvoldoende zeker of deze afromingsmaatregelen op zich toereikend zijn om de mestproductie in 2025 te kunnen reduceren tot onder het mestplafond. Zij adviseert daarom dragend te motiveren dat de voorgestelde afromingsmaatregelen toereikend zijn om de noodzakelijke vermindering van stikstof- en fosfaatexcretie in 2025 te realiseren, bijvoorbeeld door inzichtelijk te maken welke andere bestaande maatregelen bijdragen aan de vereiste vermindering. Indien die motivering niet kan worden gegeven, adviseert de Afdeling om inzichtelijk te maken welke aanvullende maatregelen genomen worden om de mestproductie eind 2025 tot onder het mestplafond te laten zakken.

Proportionaliteit afromingspercentage op sectoraal niveau
Afromen van productierechten bij verhandeling is een inmenging in het recht op ongestoord genot van eigendom. Deze maatregel moet op grond van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM een legitiem doel dienen en proportioneel zijn. Voor de sectoren melkvee, varkens en pluimvee worden in het voorstel de afzonderlijke mestplafonds verlaagd met hetzelfde percentage als waarmee het nationale mestproductieplafond vanwege de derogatiebeschikking verlaagd wordt. Maar tussen de sectoren melkvee, varkens en pluimvee bestaan verschillen in de hoeveelheden mestproductie en de hoeveelheden waarmee de mestproductie de voorgestelde sectorale waarden voor de mestplafonds in 2025 overschrijdt. Dit roept de vraag op of het voorgestelde afromingspercentage van 30 voor iedere sector wel passend is. Het is niet duidelijk of de hoogte van het voorgestelde afromingspercentage is afgestemd op de reductie in mestproductie die per sector bereikt moet worden. Daarom blijft het twijfelachtig of de omvang van het afromen bij verhandeling van varkens- en pluimveerechten proportioneel is. Het advies aan de regering is om ook het afromingspercentage voor de verhandeling van varkens- en pluimveerechten overtuigend te motiveren in de toelichting bij het wetsvoorstel.