Subsidiekortingen na opleggen mestboete terecht

13 december 2018

De NVWA stelde naar aanleiding van een administratieve controle in december 2013 vast, dat een landbouwer niet had voldaan alle derogatievoorwaarden. Hij had namelijk twee percelen niet tijdig bemonsterd. De NVWA stelde de landbouwer hiervan pas in 2015 in kennis. De niet-naleving leidde tot het vervallen van derogatie, waardoor de gebruiksnorm voor dierlijke mest werd overschreden. RVO.nl legde vervolgens een mestboete op van ruim € 5.000, na matiging van de boete met 75%. De rechtbank verklaarde het hiertegen door de landbouwer ingestelde beroep ongegrond. RVO.nl legde daarnaast een randvoorwaardenkorting van 3% op de bedrijfstoeslag en de subsidie agrarisch natuurbeheer over het jaar 2013. Tegen deze besluiten stelde de landbouwer beroep in bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven respectievelijk de rechtbank.

De rechtbank schorste het onderzoek op de eerste zitting om RVO.nl in de gelegenheid te stellen een standpunt in te nemen over de vraag over het subsidiejaar waarop de opgelegde korting betrekking had. Daarop wijzigde RVO.nl de besluiten en legde de kortingen op over het subsidiejaar 2015. Beide beroepen werden ongegrond verklaard. Vanwege de overschrijding van de gebruiksnorm dierlijke mest in 2013 was RVO.nl gehouden kortingen op te leggen op de uitbetaalde subsidies. Deze kortingen moesten worden opgelegd over het subsidiejaar 2015 omdat in dat jaar de overtreding was geconstateerd. Volgens de rechtbank mocht RVO.nl de fout, dat de korting aanvankelijk was opgelegd in het verkeerde jaar, herstellen. Wel diende RVO.nl de betaalde griffierechten en de proceskosten aan de landbouwer te vergoeden, omdat zij na het instellen van de beroepen de besluiten wijzigde.

Van dubbele bestraffing is volgens het College geen sprake, omdat een randvoorwaardenkorting volgens vaste rechtspraak in tegenstelling tot een mestboete geen punitieve sanctie is. Dat de mestboete op grond van de belangenafweging was gematigd, betekende niet dat de standaard randvoorwaardenkorting van 3% ook moest worden verlaagd, omdat hiervoor andere wetgeving bestaat. Het College zag geen aanleiding af te wijken van de standaard.